Wiskunde.net

38.
a. Je moet de rode parabool 2 omhoog schuiven.
b. Je moet de rode parabool 1 omlaag schuiven.

39.
a.
Parabool a: y = x² + 1
Parabool b: y = x² - 1
Parabool c: y = x² - 2
b.
Parabool d: y = -0,2x² + 2
Parabool e: y = -0,2x² + 1
Parabool f: y = -0,2x² - 1

40.
a. g(x) = -2x² + 6
b. k(x) = ⅓x² - 4

41.
a.

x	0	1	2	3	4	5
f(x)	0	1	4	9	16	25

x	2	3	4	5	6	7
g(x)	0	1	4	9	16	25

b. g(18) = 256, dus voor x = 18 is de y waarde ook 256
c. g(27) = 625, dus voor x = 27 is de y waarde ook 625

42.
a. g(x) = 4/5(x - 3)² + 2
b. k(x) = -1/4(x + 5)²

43.
a. y = -x² - 1
b. y = -(x - 4)² + 2
c. y = -(x + 7)² + 6
d. y = -(x + 2)² - 1

44.
a. 2 naar rechts en 5 omhoog
b. 1 naar links en 4 omlaag
c. 4 naar rechts en 2 omlaag

45.
a. Schuif f(x) 3 omlaag en je krijgt g(x). Dus de top van g(x) is (0,-3).
b. Top van h(x) is (0,5).

46.
a. Top van f(x) is (5,-6), a = 1 dus a > 0 dus een dalparabool
b. Top van g(x) is (-2,7), a = -3 dus a < 0 dus een bergparabool
c. Top van h(x) is (2,-3), a = 7 dus a > 0 dus een dalparabool
d. Top van k(x) is (7,3), a = -2 dus a < 0 dus een bergparabool

47.
a. Top van f(x) is (0,0), a = -3 dus a < 0 dus een bergparabool
b. Top van g(x) is (0,-3), a = 1 dus a > 0 dus een dalparabool
c. Top van h(x) is (3,0), a = 1 dus a > 0 dus een dalparabool
d. Top van k(x) is (-3,-5), a = -1 dus a < 0 dus een bergparabool
e. Top van p(x) is (0,5), a = -3 dus a < 0 dus een bergparabool
f. Top van q(x) is (-5,0), a = -3 dus a < 0 dus een bergparabool

48.
a. Top is (3½ , -7)
b. Zie afbeelding

49.
a. Top is (-4, -16)
b. Zie afbeelding

50.
a. Zie afbeelding: f(x) is rood met top (2,-2), g(x) is blauw met top (-1,0)
b. Schuif f(x) 3 naar links en 2 omhoog. Dan krijg je g(x).

51.
g(x) = x² - 8x + 12

52.
a. De top is (1,1)
b. Zie afbeelding

53.
a. De top is (-5,-2)
b. Zie afbeelding

54.
a. De top is (4, -8)
b. y = ½(x - 1)² - 5½