Wiskunde.netLogo Wiskunde


TIP: Wil je ook toegang tot meer dan 16.000 video-uitwerkingen? Meld je dan snel aan! Klik hier...

Antwoorden 7.5 Oppervlakte en inhoud vergroten VMBO 3 KGT

Boek: Getal & Ruimte - Oppervlakte en inhoud VMBO 3 (deel 2) opgaven 54 t/m 71, 2011
Voor vergrotingsfactor f geldt: f = (afmeting beeld / afmeting origineel)
Bij vergrotingsfactor f wordt de oppervlakte f2 keer zo groot.
Wordt de oppervlakte p keer zo groot, dan is de vergrotingsfactor √p.
Bij vergrotingsfactor f wordt de inhoud f3 keer zo groot.
Wordt de inhoud p keer zo groot, dan is de vergrotingsfactor 3√p.
54.
a. vergrotingsfactor = lengte beeld / lengte origineel = 3,6 / 2,4 = 1,5
b. kleed A is 1,6 m2
c. kleed B = 3,6 m2
d. 2,25 keer
e. 1,52 = 2,25

55.
a. Oppervlakte = 5m x 4m = 20m2
b. x8 => Oppervlakte = 40m x 32 m = 1280 m2
Of: oppervlakte oud x vergrotingsfactor2 = 20 x 82 = 1280

56.
Oppervlakte 1 = π x r2 = 15,90 m2
Oppervlakte 2 = π x r2 = 76,98 m2

57.
a. Vergrotingsfactor = beeld / origineel = 116/81,5 ≈ 1,42
b. Oppervlakte = 2840 x 1,422 ≈ 5727 cm2

58.
a. 9x zo groot
b. Vergrotingsfactor = 3
(√9 = 3)

59.
a. Zie afbeelding
b. Oppervlakte klein = 12 cm2
c. Vergrotingsfactor = 13, namelijk √ ( oppervlakte nieuw / oppervlakte oud)
d. lengte = 65 cm en breedte = 39 cm
Wiskunde antwoorden
60.
Vergrotingsfactor = √(2700/75) = √36 = 6

61.
a. Oppervlakte = 10 000 zo groot
b. Vergrotingsfactor = √10 000 = 100
c. 1 cm = 1 m, dus 1 cm = 100 cm, dus schaal 1:100

62.
Vergrotingsfactor = √ (opp. nieuw / opp. oud) = √(5000/623,7) ≈ 2,83
Afmetingen:
29,7 x 2,83 = 84,05
21,0 x 2,83 = 59,43
Dus: 84,0 bij 59,4

63.
a. Inhoud badje = 706 858,35 cm3 = 70,68 m3
b. straal = 150 cm, diameter = 300 cm, hoogte = 80 cm
c. 5 654 867 cm3
d. Vergrotingsfactor3 = 8

64.
a. Vergrotingsfactor (f) = 16 / 2 = 8
b. Inhoud groot = inhoud oud x f3 = 4 x 83 = 2048 cm3 = 2,048 dm3

65.
Inhoud = inhoud klein x 2,53
Antwoord: 1,6 liter

66.
Inhoud groot = inhoud klein x f3
Inhoud groot = 12,5 ml x 1,53
Inhoud groot = 42,2 ml

67.
a. 72 potjes
b. 4,2

68.
1,4

69.
a. 1,3
b. ≈ 15,6 cm

70.
Gebruik: vergrotingsfactor (f) = 3√5 ≈ 1,709975
hoogte grote blik = 10 x f = 10 x 1,71 = 17,1 cm
diameter grote blik = 4,8 x f = 4,8 x 1,71 = 8,21 cm

71.
Vergrotingsfactor = 3√8000 = 20, dus 1 cm in het klein, wordt 20 cm in het groot.
Antwoord: 1:20


Andere paragrafen:
7.1. Eenheden van oppervlakte, lengte en inhoud (1 t/m 11)
7.2. Oppervlakte en omtrek met formules (12 t/m 30)
7.3. Oppervlakte van ruimtefiguren (31 t/m 37)
7.4. Inhoud berekenen (38 t/m 53)
7.5. Oppervlakte en inhoud vergroten (54 t/m 71)
7.6. Gemengde opgaven (72 t/m 82)

Geef je mening aan ons:
Review
Tevreden? Laat het ons weten!
Schrijf een review...

Uniek voor docenten en scholen:
Op school
Onze video's op uw school via WIFI? Meld mijn school aan...

Nog geen abonnement? Vraag het je ouders!
Vraag ouders
Meld mij aan...

Hoe maken wij onze video's?
Word ook lid!


Een virtuele tour:
Hoe werkt wiskunde.net?