Wiskunde.net

11.
a. De rode grafiek loopt horizontaal.
b. De groene grafiek loopt verticaal.
c. De blauwe grafiek is stijgend.
d. x
e. y

12.
a. y = 10 -> de rode grafiek
b. x = 10 -> de groene grafiek

13.
a. zwart
b. groene grafiek: y = 5
blauwe grafiek: y = x
rode grafiek: x = -10

14.
Zie afbeelding

15.
Zie afbeelding

16.
Grafiek I: y = 7
Grafiek II: y = 6 - x
Grafiek III: 0,5x
Grafiek IV: x = -2
Grafiek V: y = -1

17.
a. Zie afbeelding
b. Kijk in de verticale as bij EURO 56,50. Daar hoort bij 11 keer.
c. Kijk in de verticale as bij EURO 95,50. Daar hoort bij 37 keer.

18.
a. Zie afbeelding opgave 17.
b. Vanaf 74 keer.

19.
a. 15 x 3,50 = 52,50 euro
b. zwemgeld = 3,50k
c. zie afbeelding opgave 17 blauwe grafiek

20.
66,50 / 3,50 = 19 keer

21.
Je ziet bij de rode grafiek dat de kosten bij 25 keer zwemmen het laagst zijn. Dat is dus bij een kortingskaart.